Historie

Ter implementatie van een financieringssysteem is in 2008 door de Minister van Onderwijs en Volksontwikkeling de “commissie Invoering Studiefinanciering” benoemd. De commissie heeft haar eindverslag op 26 november 2008 ingediend met het advies tot het oprichten van een fonds onder beheer van de Nationale Ontwikkelingsbank van Suriname N.V.

Door het Ministerie van Onderwijs en Volksontwikkeling zijn op 15 december 2008 de raadsvoorstellen voor de instelling van het “Besluit Studiefinanciering, het regelement beheer en de uitvoeringsbeschikking” ingediend, die door de Raad van Ministers in haar vergadering van 01 april 2009 zijn goedgekeurd.

Vervolgens is op 14 juli 2009 door de Staatsraad aan de President geadviseerd om het ontwerp staatsbesluit ter instelling van het Fonds Studiefinanciering ten behoeve van studenten van het academisch onderwijs, het hoger beroepsonderwijs en het middelbaar beroepsonderwijs in Suriname “Besluit Studiefinanciering” te bekrachtigen en te doen afkondigen. Het “Besluit Studiefinanciering” is per S.B. 2009 no. 119 gepubliceerd.

In de toelichting van het “Besluit Studiefinanciering” wordt ter onderbouwing voor de instelling  van het fonds het volgende gesteld:

Begin Quote    –

“Algemeen wordt erkend dat Suriname kampt met een capaciteitsprobleem dat dringend aangepakt moet worden. Met name bij de voorbereiding, uitvoering en evaluatie van projecten wordt geconstateerd dat vanwege het ontbreken van voldoende kader, de realisatie van activiteiten veelal stagneert. 

Om de vraagstukken verband houdende met de vorming van kader systematisch op te lossen, zullen behalve maatregelen op het onderwijsinhoudelijke vlak en de structuur van het onderwijs veel aandacht besteed moeten worden aan de positie van het individu dat moeite heeft om zijn/haar capaciteiten optimaal te benutten door problemen rond de financiering van zijn/haar studie. 
In principe zal de Staat voor wat betreft deze vorm van zorg het individu vanaf de geboorte, gedurende zijn/haar schoolcarrière moeten opvangen om te voorkomen dat er onnodige verliezen in de context van kadervorming ontstaan. Er moet voldoende opvangcapaciteit zijn in het hele land zodat elk kind onderwijs van goede kwaliteit kan genieten. 

In 1956 werden voor het eerst studiebeurzen in Suriname verstrekt: eerst aan studerenden van het Middelbaar Beroepsonderwijs en geleidelijk aan werd dit doorgevoerd naar de volgende niveaus: 

  1. het Voortgezet Onderwijs op Juniorenniveau
  2. het overig Voortgezet Onderwijs op Seniorenniveau
  3. het Tertiair niveau (Hoger Beroepsonderwijs en het Universitair onderwijs) 

Dit beurzenstelsel kwam omstreeks 1993 onder druk te staan omdat niet in voldoende mate kon worden ingespeeld op de behoefte van de studenten. 

In 1994 keurde de overheid goed dat de toen gehanteerde beursbedragen konden worden verhoogd. Door de precaire financiële situatie van het land gaf de begroting van het ministerie van Onderwijs en Volksontwikkeling echter weinig mogelijkheden om deze bedragen uit te geven. De verhoogde bedragen zijn dan ook nooit uitbetaald. 

In 1994 ontvingen de bursalen van het VOS slechts 8.1% van wat als behoefte van de studenten van dat niveau was aangegeven. Het goedgekeurde beursbedrag bedroeg 12,6% van het bedrag dat alleen al op basis van de inflatiecorrectie zou moeten worden uitbetaald. 

Tussen 1996 en 2002 vonden aanpassingen van het beursbedrag plaats. Na de doorvoering van de monetaire maatregel om ingaande 2004 de SRD in gebruik te nemen kwam ook duidelijker in beeld dat de hoogte van de beurzen niet toereikend zijn. In 2005 werd bij het VOS aan het beursbedrag van SRD 12,= (de geconverteerde waarde van Sf.12.000,=) een toelage gekoppeld van SRD 35,=. Dat werd o.a. gedaan om de sterk gestegen vervoerskosten te compenseren. De toelage van SRD 35,= werd echter niet direct uitgekeerd, vanwege administratieve onvolkomenheden en ook werden in vele gevallen de beurzen niet afgehaald. 

Het grote aantal onbenutte beurzen doet vermoeden dat de animo zijdens de studenten niet al te groot was. De grote discrepantie tussen behoefte en uitkering zou invloed hierop kunnen hebben uitgeoefend. Vermeld kan worden dat dit niet nadrukkelijk is onderzocht. 

Feit is dat de toelage niet is uitgekeerd en dat het beursbedrag ver achter liep op de behoefte van de student.

De problemen van de studenten van het hoger onderwijs en het academisch onderwijs zijn voor wat betreft de financiële bijdrage van de overheid identiek aan die van de VOS studenten. 

Gedurende de afgelopen jaren is er vanwege diverse redenen van monetaire en macro-economische aard niet gelukt om de bestaande beurzen tijdig uit te betalen en ook niet om een grotere groep behoeftige studenten een helpende hand aan te reiken. 

Het invoeren van een adequaat studiefinancieringsstelsel c.q. grondige revisie van het bestaande beurzensysteem maakt onderdeel uit van dit beleid van de Regering. 

 

Gestart zal worden met de invoering van een studiefinancieringssysteem voor studenten aan de Anton de Kom Universiteit van Suriname en op het Instituut voor de Opleiding tot Leraren. De intentie is om in vijf jaren dit systeem uit te breiden naar de andere hoger beroepsinstellingen en de middelbaar beroepsinstellingen in ons land. 

Het Systeem zal een leningensysteem zijn, waaruit aan studenten, die daartoe een aanvraag  indienen, een maandelijkse uitkering zal worden verstrekt. Het leningensysteem wordt opgezet met een Fonds, en zal worden beheerd door de Nationale Ontwikkelingsbank van Suriname N.V.

–    Einde Quote.

Het FSS is per Staatsbesluit no. 119 van 23 juli 2009 ingesteld met als doel het helpen vormen van hoger kader, door Surinaamse studenten van het academisch en hoger beroepsonderwijs, middels het verstrekken van een lening, te voorzien van financiële middelen om een studie te volgen.

De eerste leningen uit dit Fonds zijn verstrekt op 14 september 2009.

STAATSBESLUITEN